Het Buitenleven van Berg en Bosch.
Door Stieven Ramdharie zaterdag 27 februari 1993
Toen de doodgraver uit De Bilt bij pa op visite kwam, was hij meteen melkboer af. Er was werk gevonden voor dat 'jochie' van De Graaf. Een echte baan. Rut uit Bilthoven moest naar Berg en Bosch, naar de katholieken. Pa ( die man was een vuurvreter van de katholieke vakbond) had zo besloten, jonge Rut van negentien had zijn plicht te doen.
Dat hij vroeg of laat met het melkwinkeltje van zijn oude baas kon overnemen, maakte vader De Graaf geen ene moer uit. Pa had immers meegeholpen aan de bouw van sanatorium Berg en Bosch en als zoonlief er hard nodig was, moest het maar. 'Hij zei doodgewoon: "Je gaat!" Daar ging je niet tegen in. Toch zeker niet in die tijd? Nee,nee.' 'De tijd " is 1946, 18 maart om precies te zijn. Bij 'ome Willem met zijn vierkante kop", 'oftewel de prof', kwam hij doodzenuwachtig het sobere kantoortje binnenstrompelen. In dat vertrek leerde hij meteen zijn eerste Berg en Bosch regel. Tegen de patiënten, zo vond geneesheer - directeur prof. dr. W. Bronkhorst, mocht je nooit nee zeggen. de katholieke arbeider in het bed, geveld door de volksziekte tuberculose, verdiende het om voortdurend in de watten te worden gelegd.
Berg en Bosch, in de rustige en gezonde bossen van het dorpje Bilthoven , had het echte sanatoriumleven. Ja, ja, die strenge mijnheer Bronkhorst. Gezicht met de scherpe lijnen van een strijkijzer, wijdgesperde oren en smalle, langwerpige oogjes. Haarscheiding natuurlijk pontificaal in het midden. De professor kon glas en glashard zijn. 'Als hij merkte dat een patient had gerookt, kon die meteen vertrekken. Moesten de nonnen snel zijn koffer van zolder halen. Hij kon je uitkafferen als een gek maar op de gang was hij het eigenlijk al weer vergeten. Zo'n type was het ook'.
Rut werd loopjongen. Voor vijfentwintig gulden in de week. Elf piek meer dan hij als melkboer verdiende. Op de fiets moest hij naar het filiaal van Hunkemoller in Utrecht om corsetten voor de nonnen op te halen. Op het station kon hij iedere dag de postwissels gaan inwisselen. Hij moest natuurlijk wel lid worden van de katholieke vakbond, zoals de rest van het personeel. Alleen voor de longartsen in opleiding kon een uitzondering worden gemaakt. "Iedereen kwam uit Soest. In Maartensdijk wilde namelijk niemand met dat rooms - katholieke zooitje in Berg en Bosch te maken hebben.Als je op straat liep, gingen die lui gewoon in het midden van de weg lopen."Goed zo, kijk maar goed wat ze ons hebben aangedaan. We hebben dus net de zestig jaar niet gehaald.' Rut de Graaf, inmiddels 65, strompelt vanuit de portierskamer naar de gedenksteen in de gang. Zwijgend staart hij naar de tekst.
Telefoniste Nelleke komt aanwandelen. Vader was ontwerper van het onbreekbare speelgoed van ADO ('Je weet wel, van die gordijnen') dat ooit in het sanatorium werd gemaakt door patiënten. Hij was ook zo'n trouwe werknemer van Berg en Bosch. Oom Joop Verzuu was bestuurslid van Herwonnen Levenskracht, het speciale fonds voor de tbc- bestrijding van het RK Werklieden Verbond, latere Katholieke Arbeiders Beweging (KAB). 'Ome Joop' prijkt als vakbondsman prominent op het stuk steen.
De Graaf: 'Nel, weet je nog dat ik je ooit in dienst heb genomen als part-timer? Herinner je je dat nog wel?' Ze knikt. Rut wandelde tweenveertig jaar langs de lichtbruine letters uit 1933. Als loopjongen , portier, hoofd portierkamer en later hoofd civiele dienst: 'Uit Jezus Allerheigst Hart. Geworde den lijders aan tbc voor wie Herwonnen Levenskracht, instelling van Rooms Katholiek Werklieden Verbond dit Sanatorium Berg en Bosch bouwde. Genezing en Genade voor Aardsch en Hemelsch leven'.
een sanatorium was het al in geen tijden meer. Maar zelfs als ziekenhuis en medisch centrum kon Berg en Bosch, ooit een trotse instelling van de KAB, het niet meer bolwerken. Het onvermijdelijke failliet werd afgelopen weer uitgesproken. Wat nog rest zijn niet meer dan mooie herinneringen en wat oude gebouwen op achtenveertig hectra Bilthovense grond. Berg en Bosch is niet meer. Ooit werd het nog in één adem genoemd met Concordia (het huidige Reaal Verzekeringen), de Centrale Volksbank en de Volkskrant, allemaal aan de KAB (later omgevormd tot het NKV) gelieerde instellingen. Meer dan de andere vakorganisaties in het Nederland van na de Tweede Wereldoorlog, poogde de katholieke vakbeweging immers een totale organisatie voor de samenleving te zijn. Op alle terreinen - gezondheidszorg, maatschappelijke dienstverlening, bank - en verzekeringswezen - diende de emancipatie van de katholieke arbeider te worden bevorderd. Vooral in de gezondheidszorg moest aan de arbeiders en hun gezinnen goede en moderne zorg worden verleend, met name in sanatoria en herstellingsoorden. Zoals Sonnehaert in Zeist waar overspannen arbeidersvrouwen tot rust komen. De rustbehoevende mannen konden vlakbij terecht, in het Ariënshof, en voor de kinderen verrees onder andere het kinderkoloniehuis, Mooi Gaasterland in Rijs.
Herwonnen Levenskracht, en daarmee Berg en Bosch, zou echter jarenlang de kern van het KAB - werk in de gezondheidszorg blijven. Tijdens de oorlogsjaren waren de tbc-sterftecijfers weer gestegen tot het bedenkelijke niveau van begin jaren dertig. Direct na de bevrijding kon het sanatorium, gesticht in 1920 met de stuivers en dubbeltjes van de katholieke werknemers de strijd tegen de oude volksziekte weer beginnen. de socialistische broeders konden terecht in hun eigen Zonnestraal bij Hilversum. Zonnegloren bij Soest was er voor de christelijke patiënt. In de ochtendnevel ging in Berg en Bosch de priester, immers begeleid door een non van de Zusters Dominicanessen, dagelijks langs de bedden. Zo begon in het sanatorium de genezing. Kuren. Rusten. Kosten per dag: vier gulden. Pas in de jaren vijftig kwamen de ingrijpende operaties en de nieuwe medicijnen.
Tot dan werden de honderden patiënten, gekluisterd aan het bed, gewoon in de kou gezet. De mijnwerker uit Limburg met zijn stoflong naast de boer uit de Achterhoek. Je ging van bed naar bed, naar gelang het stadium van de ziekte. De arbeiders die er minder erg aan toe waren kwamen terecht in éénpersoonshutjes die als wc-hokjes, op het terrein waren verspreid. Ze kregen een bed een nachtkastje en natuurlijk een goed bord eten. Gemiddeld verbleef de patiënt een jaar in het centrum, sommige twee jaar.
Al die tijd veroordeeld tot rust. Geneesheer - directeur dr. J.Hirdes in het boek Mensen van Berg en Bosch:'
Het park was nooit meer dan een paar meter van hem verwijderd. De lucht is er soms tintelend kpud maar altijd puur. In zo'n omgeving is het behaaglijk te ontspannen naar lichaam en geest, waardoor de genezende krachten, die in de menselijke natuur schuilen, gemoboliseerd kunnen worden'.Hij kijkt verrukt, als een kind. 'Weet je dat ik nog steeds met de feestdagen kaarten krijg van mensen die mij bedanken? Als ik vroeger op straat de groeten kreeg, herkende ik meestal de gezichten niet maar hun röntgenfoto kon ik me nog precies voor de geest halen'. Longarts Hirdes rookt nog altijd stevig. 'Hij was mijn grootste afnemer' roept Nelleke vanuit het hok van de receptie. 'Twee pakjes per dag voor een longspecialist'.
Haar herkent hij nauwelijks meer. Voor het eerst sinds twintig jaar is hij weer op bezoek in het vroegere sanatotium. Hirdes, vanaf 1950 directeur van Berg en Bosch, loopt meteen naar de houten directeurshuisjes op het terrein waarin hij jarenlang woonde. Chalet heet het nu. Het is sterk verwaarloosd. Vanuit de vroegere assistenten -kamer in het ziekenhuis kijkt hij verrast naar een beeld in een smal plantsoentje. 'Weet je dat ik dat ding nog heb laten neerzetten? Dat het er nog steeds staat, na al die jaren'.
Hirdes ging weg omdat hij al in een vroeg stadium inzag dat Berg en Bosch niet meer levensvatbaar was. De snatoria waren aan het einde van de jaren vijftig, door de snelleontwikkelingen in de gezondheidszorg, niet meer nodig. Hielp Herwonnen Levenskracht in 1954 nog ruim zetienhonderd patiënten, in 1959 waren het er slechts honderd. Hirdes:' Die eerste jaren kon je hier prachtig wetenschappelijk werk verrichten. Daarna kwamen de lege bedden. Voor die paar ton van Concordia was ik natuurlijk erg dankbaar,maar daarmee vorm je natuurlijk geen sanatorium om tot een levensvatbaar ziekenhuis. Echt niet'.
Miljoenen voetstappen zette hij op de 48 hectare Bilthovense grond, vandaag kunnen er nog wel een paar bij. Nu het tenminste nog kan. Hij ging in 1988 met pensioen, maar bij de receptie zien ze hem nog elke week binnenkomen. Berg en Bosch was het leven van Rut de Graaf. In het sanatorium/ziekenhuis was er nog dat 'Berg en Bosch-idee' : de aparte sfeer, het vriendelijke personeel en de patiënt die er zich koning kon voelen. 'In welk ziekenhuis wordt je in de zomer nog met je bed buiten gezet? Nergens toch?'.
Rut wil snuiven aan de gloriedagen van weleer. Vergane glorie. De kapel is nu een ontspanningszaall, genoemd naar oud-directeur Bronkhorst, en het gebouw van de zusters doet dienst als kliniek, op antroposofische grondslag.Tussen de muren hoort hij nog steeds de bekende kreet: 'Rut natuurlijk! Moest er weer een klusje worden opgeknapt. In 1971, toen de zusters naar Voorschoten verhuisden, moesten de zestien nonnen op het begraafplaatsje per se mee. ' Met mijn handen kon ik alles bij elkaar rapen. Vreselijk vond ik dat'.Bij de voormalige kinderafdeling gaan de oude handen voor het gelaat. 'Ik zie ze nog voor me, paars waren ze van de kou. Onbegrijpelijk dat ze dat volhielden. In die tijd hadden we strenge winters, niet die slappe van nu. Aan de overkant lagen dan de moeders. Op zondag mochten ze even op bezoek bij hun kleintjes. Want moeder kon het per slot van rekening een graadje erger hebben, he'.